🕒 Leestijd: ongeveer 8 minuten
Vaak worden ze vertrappeld, in het beste geval genegeerd, soms brutaal uitgetrokken. Toch dragen stoepplantjes, het groen dat letterlijk tussen de voegen groeit, bij tot onze leefomgeving. Door hen te benoemen, een trend die botanisch stoepkrijten heet, hoopt plantkundige Wim Massant hun onbekende en onbeminde status te veranderen. Laat het straatgras maar groeien!
Aan de straatrand van een doorsnee Vlaams dorp zitten twee figuren voorovergebogen op de stoep, krijtjes in de hand. Kinderen die een hinkelpad maken? Scouts die een pijlentocht uitzetten? Nee, bioloog Wim Massant en zijn zoon Robin schrijven de namen van de planten die ze aantreffen op de grond. Tegen een elektriciteitskast schiet een klaproos op. Een bosje gewoon biggenkruid heeft de rand van een fietspad uitgekozen als biotoop en tussen twee trottoirtegels komt een toefje brunel tevoorschijn. Aan een muurtje groeien schapenzuring, smalle weegbree en een vrolijk bloeiende pekbloem.
Binnen een straal van tien meter van zijn huis in Zemst vindt en benoemt Wim een dozijn stoepplantjes. Die sympathieke naam, een parapluterm voor alles wat groeit en bloeit in onze steden en gemeenten, geven hij en andere botanische stoepkrijters aan wilde planten die cynischere zielen zouden omschrijven als onkruid.
Want: hoe je de planten ook noemt, ze hebben hun waarde. Zeker in woonomgevingen dragen ze bij tot de biodiversiteit. In de kurkdroge, langzaam richting kookpunt pruttelende steden helpen ze regenwater de grond binnendringen. Ook bestuivers als bijen en zweefvliegen, voor wie een stad van steen gelijkstaat aan een woestijn, vinden er voedsel en een welgekomen oase. Een klein insect beschouwt vijf vierkante centimeter mos als een grenzeloze jungle. Veel insectensoorten hebben het moeilijk, dus zelfs het kleinste duwtje in de rug helpt.
“Stoepplanten kunnen een voordeel opleveren, bijvoorbeeld voor een bij die rondvliegt in een stad en daar een bloemetje aantreft”, beaamt Wim. “Al gaan zij alleen het probleem van biodiversiteit of hitte in de stad niet oplossen. Meer parken en andere groene zones zijn op dat vlak nuttiger.” Met zijn ludieke actie wil hij eerder sensibiliseren: mensen bewust maken van wat er groeit en bloeit in onze stadswildernis. Hen doen inzien dat die stoepflora ook mooi of speciaal kan zijn.
Je zou het niet zeggen gezien zijn plantenobsessie, maar als kind had Wim meer oog voor fauna dan voor flora. Als jongere deed hij niets liever dan vogels spotten in het Mechels Broek en Den Battelaer aan het Zennegat, de natuurgebieden rond zijn thuisstad Mechelen. Met vrienden van de lokale afdeling van De Wielewaal, het huidige Natuurpunt, trok hij op vogelexpedities naar Nederland en Frankrijk. Pas in zijn laatste jaar biologie aan de VUB verlegde hij zijn focus naar planten. “Ook omdat ik een thesis schreef over bosplanten in het Zoniënwoud.”
41 jaar.
-
Bioloog bij Inverde, een vormingsinstelling verbonden aan het Agentschap Natuur en Bos van de Vlaamse overheid.
-
De missie van Inverde: kennis verspreiden over de natuur, om zo tot een groener Vlaanderen te komen.
-
Geeft les over ecologische tuinen, natuurbeheer, natuurstreefbeelden en bloemenweides. Wil je iets doen voor de biodiversiteit, dan kan je (een deel van) je gazon omvormen tot een bloemenweide. Inverde organiseert daarover webinars.
-
Een van de mensen achter Ecopedia, een encyclopedie met info over groen-, bos- en natuurbeheer.
-
Vrijwilliger bij Natuurpunt Zemst.
Als bioloog bij Inverde maakt Wim het tot zijn missie om de kennis over de natuur te vergroten. Het ultieme doel: tot een groener Vlaanderen komen. Zelf geeft hij het goede voorbeeld. Voor zijn huis bouwde hij een viersterrenbijenhotel en tussen de tegels van zijn terras groeien klaprozen, kleine streepzaad, wilde marjolein, hopklaver en zachte ooievaarsbek. Maar, zo zegt hij, “vergis je niet: in zo’n wilde hof kruipt minstens evenveel werk als in een ordelijke. Ook ik trek veel planten uit: degene die ik niet in de tuin wil of die alles overwoekeren.”
In het achterste gedeelte laat hij de natuur meer op z’n beloop. Zonder machete kan je de verste uithoeken van deze jungle maar moeilijk verkennen. Tijdens zijn lessen over ecologische tuinen maakt hij hier excursies met zijn leerlingen. Insecten en vogels voelen zich duidelijk prima thuis in dit stukje wildernis. En zij niet alleen. Wim lacht gelukzalig terwijl hij een bosaardbei in zijn mond propt. “Als bioloog besef ik dat ik beter in de stad zou gaan wonen”, zegt hij, “Maar ik hou te veel van mijn hof.”
Laat Wim over planten praten en er is geen houden aan. Met veel passie spreekt hij over wilde en gecultiveerde viooltjes, over ‘bommaplanten’ (“makkelijk in het onderhoud en eindeloos op te splitsen”) en over de verduivelde tuincentra die te veel exoten en te weinig inheemse planten verkopen. En over hoe zelfs hij als bioloog niet met zekerheid kan voorspellen of zijn pas geplante sint-janskruid het goed zal doen in zijn tuin. Moest de figuurlijke spraakwaterval een echte zijn, het probleem van de droogte zou plotsklaps opgelost zijn.
Als plantkundige kijkt hij bovendien met andere ogen naar de flora om ons heen. “Een klein plantje zonder bloem kan voor mij toch heel mooi zijn”, legt hij uit. “Omdat de bladvorm interessant is of door de manier waarop zo’n plant erin slaagt te groeien ondanks droogte, schaduw of andere stressfactoren.”
Zoals, in het geval van sommige stoepplantjes, mensen die erover heen lopen. Want het is niet omdat planten tussen voegen en in goten groeien, dat ze Wim niet fascineren. “Tussen tegels blijven bepaalde plantjes veel kleiner dan normaal, bijvoorbeeld kleine paardenbloemen en miniklaprozen. Planten kunnen zich extreem goed aan de omstandigheden aanpassen. Denk aan een bonsai. Mensen en zoogdieren kunnen dat niet of nauwelijks. Wordt een mens onvoldoende gevoed, blijft hij niet klein maar gaat hij dood. Hetzelfde met een kever.”
In ‘s mans ideale wereld maakt beton plaats voor natuur en kleuren onze steden groener. Het is vooral een kwestie van nadenken over de aanleg van publieke ruimte, in plaats van alles meteen vol te betonneren. Wim bruist van de ideeën. Grastegels op parkings, tijm tussen de tegels van terrassen “zodat het heerlijk ruikt wanneer je erover wandelt”, of zelfs een hooiland als winkelstraat. “Dan wandel je door gras en bloemen de winkel binnen”, zegt Wim. “Natuurlijk moet je zorgen voor toegankelijkheid, ook voor rolstoelgebruikers, maar technisch gezien is dat perfect mogelijk. We moeten alleen onze attitude wijzigen.”
Daar wringt net het schoentje. Veel mensen zien de natuur als iets negatiefs, merkt Wim, iets waar we vanaf moeten. “Er zijn mensen die een groen dak aanleggen, maar wel de gemeente bellen omdat er drie plantjes op hun stoep groeien”, zucht hij. “Helaas tolereert een groot deel van de bevolking niet dat de stoepen groen blijven.” Veel heeft te maken met onwetendheid. Wie planten voortijdig uittrekt, zal nooit ontdekken hoe mooi hun bloemetje is. “Veel mensen denken: ik ken het niet, dus trek ik het uit. Terwijl je het ook kan leren kennen.”
Er zijn nog misverstanden over de natuur. Nee, stoepplantjes breken de stoep niet open. Nee, mos op dakpannen is geen probleem. En nee, mieren in de tuin zijn geen reden om in een verdelgingskramp te schieten. “Meer zelfs, ontmossen is compleet nutteloos en kost een bom geld. En mieren zijn net een indicatie van een gezonde tuin.” Al geeft Wim toe dat hij zelf soms wat extreem is in het beschermen van die laatste beestjes. Met een bruidsvlucht in de gang van zijn huis tot gevolg. Tijdens die bruidsvlucht vliegen de jonge koninginnen uit op zoek naar nieuwe mannetjes om mee te paren. Zo voorkomen ze incest. Na het paren, bijt het vrouwtje haar vleugels af en gaat het op zoek naar geschikte plek om de eitjes te leggen en een nieuw nest te stichten.
Toch werpt het langdurig kloppen op het ecologische nageltje vruchten af. Toen Wim zijn bijenhotel ineen timmerde, vroegen zijn buren zich af of hij zot was geworden. Want die beesten steken toch? Nu weten de buren beter en komen ze hem vragen welke planten ze moeten zetten om meer vogels in hun eigen tuin te krijgen.
Op diezelfde manier hoopt hij met het botanisch stoepkrijten wat voorbijgangers op groenere gedachten te brengen. Want diezelfde mensen die zich storen aan planten die groeien in de voegen van stoepen, weten er tegelijkertijd weinig over. “Door zo’n plant een naamkaartje te geven, krijgt die opeens een hogere waarde in hun hoofd”, zegt Wim. “Mensen houden halt om de naam te lezen en het plantje te bekijken. Opeens is het geen vies onkruid meer. Door de stoepplanten te benoemen, stijgt het menselijk respect ervoor.”
We wennen maar beter aan plantjes op het trottoir. Sinds 2015 mogen Vlaamse gemeentes geen pesticides meer gebruiken. Gemeentewerkers gaan wel nog aan de slag met borstels en heet water, maar hoe dan ook komt steeds vaker groensel piepen tussen voegen en langs straatkanten. De natuur heeft nu eenmaal een onweerstaanbare drang om te groeien. “Neem nu de pekbloem. Die groeit in het wild op Ardense rotsen en vindt in de stad een biotoop op stoepen.”
De veerkracht van de natuur is immens. Volgens Wim bestaat er amper een plek op aarde, hoe we die als mens ook inrichten, waar de natuur niet geraakt. “Zelfs snelwegen geraken overwoekerd als je hen 20 jaar niet gebruikt”, zegt hij. “En in coronatijden begonnen er opnieuw planten te groeien op de stranden aan de kust en ging de kleine plevier broeden op het BLOSO-strand in Hofstade. Terwijl er door het intensieve gebruik van de mens anders amper broedvogels op de stranden zijn. Of neem de zwarte roodstaart: in het wild leeft die op kliffen en rotsen, in de stad zitten ze op grote gebouwen en tussen huizen. Populaties passen zich aan en dat gaan we meer en meer zien.”
Slimme gemeentes maken van de nood een deugd: in plaats van stoepplantjes uit te roeien, omarmen ze hen. In datzelfde opzicht blijven maaimachines op bepaalde plaatsen vaker op stal. Er komt ook meer aandacht voor water in steden: we leggen open wat we ooit gedempt hebben. Gemeentes en steden moeten daar slim op inspelen. “Een stad die bijvoorbeeld geen algen in het water wil, zet maar beter waterplanten”, duidt Wim. “Dat is de kracht van de natuur, van vier miljard jaar evolutie: dat er op elk plekje wel iets zal leven. Als mensen kunnen we dat wel een beetje sturen, maar niet meer dan dat.”
Het is alsof botanisch stoepkrijten ons daarop wijst. Zo’n naam op het trottoir verplicht ons om stil te staan bij de wildernis om ons heen. Bij de microlandschappen die we dagelijks onder onze zolen laten passeren, het onbestemde groen dat we terugvinden in spleten en krochten, op muren en in goten, tussen een sigarettenpeuk en een achteloos weggegooid blikje energiedrank. Het geeft passanten een impuls en een excuus om even kortstondig een verbinding te maken met de natuur, de blaadjes en de bloemen. Ook op dagen dat we geen tijd of zin hebben om naar een ‘echt’ natuurgebied te trekken.
Stadsbiologen inventariseren al lang de planten van de stad, zonder er namen bij te schrijven. In Antwerpen treffen ze regelmatig nieuwe planten aan die binnenkomen via de haven. Speciale varens, bijvoorbeeld, die in oude kolenkelders een vochtige, schaduwrijke omgeving vinden. “De stad is een biotoop op zich”, zegt Wim. “In een natuurgebied in Diepenbeek kwam ik gisteren zeldzame planten tegen, zoals de kleine schorseneer, de kranskarwij en de gevlekte orchis. Maar laat me een dag Mechelen uitkammen en ik zal evengoed een speciale soort vinden.
Aandacht voor stoepplanten is dus niets nieuws, maar het leger stoepkrijters betrekt er het grote publiek bij. Gewapend met een veldgids en een pakje krijtjes geven ze onopvallende plantjes een identiteit. Dankzij hen zeggen we voortaan robertskruid, stinkende gouw, zandraket of kruipklokje tegen de plantjes die we voordien als onkruid beschouwden. In de strijd voor meer natuur telt elke plant.
Deze zomer moet je niet naar Kenia of Tanzania voor een safari. Zet een tropenhoed op en speur tijdens een stoepsafari naar stoepplantjes in jouw nabije omgeving. Zo breng je verwondering in je dagelijkse leven. Geen encyclopedische kennis van planten? Ga met een app als ObsIdentify aan de slag. “Die maakt determineren alsmaar makkelijker en laagdrempeliger. Binnenkort is vier jaar biologie vervangen door een simpele app”, lacht Wim. Omcirkel het plantje, schrijf er de juiste naam bij en deel je vondst op sociale media met de hashtag #stoepplantjesBE.
Vanop de website van Hortus Botanicus Leiden, de oudste plantenteuin van Nederland, kan je een poster afdrukken met 52 algemene stoepplantjes, eentje voor elk jaar. En voor kinderen tot en met zeven jaar is er een gratis te downloaden stoepplantjeskaart. Maar wat groeit er nu het meest op de Vlaamse stoepen? “Dat hangt af van de tuinen in de omgeving en van hoeveel plaats er tussen de spleten en voegen is”, zegt Wim. Bij Ecopedia, het kennisplatform dat hij mee opzette, kan je alvast je kennis van veelvoorkomende stoepplanten bijspijkeren. Vind jij in jouw buurt onze Big Five?
Er gaat niets boven een heerlijke picknick in de buitenlucht. En al zeker als je je openlucht diner naar het volgende niveau tilt!
Ga je op stoepsafari en maak je ondertussen een fikse wandeling? Dan kan je maar beter goed voorbereid zijn!