🕒 Leestijd: ongeveer 9 minuten
Mensen met hun hart op de goede plaats: er zijn er genoeg, maar je hoort ze eigenlijk veel te weinig. Om positief te blijven in de koude wintermaanden zetten wij vier van zulke warme verhalen voor je op een rijtje. Margo, Babette, Paul, Carine en Monique trokken allen hun eigen plan als wereldverbeteraars. Goede voornemens, here we come!
Wat deed jij op 22 mei 2021? Voor Margo Laeremans was het de dag waarop ze pleegmoeder werd van babywallaby Eo. Ze stopte hem in een draagzak op haar buik en daar zit hij een halfjaar later nog steeds. “In maart 2022 zal hij groot genoeg zijn om te verhuizen naar een privéweide”, zegt Margo. “Tot die tijd blijft hij dicht bij mij.”
Margo Laeremans is 42 en baat samen met haar man Rudy het Vogel- en Zoogdierenopvangcentrum van Heusden-Zolder uit.
-
Is dag en nacht in de weer voor de dieren.
-
De eerste weesbaby waarover Margo zich bekommerde was een stier. Die is ondertussen veertien jaar en leidt een vrolijk leven als os.
Margo werkt in het vogel – en zoogdierenopvangcentrum van Heusden-Zolder. Het was daar dat de kleine kangoeroe werd binnengebracht. “Toen hij hier aankwam, woog hij amper 470 gram” zegt Margo. “Ondertussen is het een tof kereltje van 1,2 kilo.” Eo werd binnengebracht nadat zijn moeder was overleden. “De mensen die naast zijn weide woonden hadden hem zien zitten en wilden hem zelf proberen groot te brengen.” Dat bleek al snel te intensief. “Je kan zo’n kleine wallaby echt vergelijken met een baby. Om de drie uur moet zo’n diertje aangepaste melk krijgen en je moet zorgen voor een constante omgevingstemperatuur van ongeveer 30 graden.”
“Je kan zo’n kleine wallaby echt vergelijken met een baby. Om de drie uur moet zo’n diertje aangepaste melk krijgen en je moet zorgen voor een constante omgevingstemperatuur van ongeveer 30 graden.”
Margo wist wat haar te doen stond. Ze zocht haar dierendraagzak – een exemplaar dat eigenlijk bedoeld is voor een chihuahua – en hees Eo erin. Sinds dat moment is de wallaby bijna constant bij haar. “Ik neem hem overal mee naartoe. Zelfs op restaurant en naar de schoolpoort. Het grappige is dat veel mensen ervan uitgaan dat ik zwanger ben wanneer ze die bult zien onder mijn kleding. Als ik hen dan zeg dat ik een kangoeroe draag, denken ze dat ik gek ben (lacht). Tot ik Eo laat zien. Dan vinden ze het allemaal schattig.”
Eén keer nam de tienerdochter van Margo hem zelfs mee naar school. “Ik moest op controle in het ziekenhuis en Eo kon echt niet mee. Mijn dochter had die dag een examen en heeft hem dan in de draagzak meegenomen en papflesjes gegeven”, glimlacht Margo. “Het mocht van de directeur als het haar niet zou storen tijdens het maken van haar examen.” Het werd een topdag voor de hele klas. “Alle leerlingen waren heel zorgzaam en nieuwsgierig. Ze maakten achteraf zelfs een fotoboek.”
Eo is ondertussen zes maanden. Hij smikkelt in de buidel van lekkere groentjes en kijkt voorzichtig rond. “Dat hij zo nieuwsgierig is, betekent dat hij heel gezond is”, zegt Margo. “Vanaf acht maanden springen kangoeroes normaal gezien in en uit de buidel, maar daar is het de komende tijd geen weer voor.” ’s Nachts slaapt Eo in een couveuse die hem lekker warm houdt. “Hij past er nog net in. We zijn nu een binnenhok aan het bouwen, met een warmtelamp erboven. Daarin kan hij dan los zitten.” Als hij Margo dan maar kan missen … “Nu zit hij ook af en toe in een hok. Zolang hij mij kan zien, vindt hij dat oké. Maar wanneer ik uit het zicht ben, begint hij meteen lawaai te maken.”
“Ik neem hem overal mee naartoe. Zelfs op restaurant en naar de schoolpoort.”
Voor Margo is het niet de eerste keer dat ze een wallaby “groot trekt”, zoals ze het zelf noemt. “Tien jaar geleden heb ik het nog eens gedaan. Dat was een vrouwtje. Zij is daarna bij soortgenoten gaan wonen en stelt het nog altijd heel goed.” Eo wacht dezelfde toekomst. “We hebben een goeie thuis voor hem gevonden op een halfuurtje rijden van hier. Hij komt er terecht bij mensen die verstand hebben van wallaby’s. Want zulke dieren vragen specifieke zorg. Zo hebben ze per dier ongeveer 20 vierkante meter buitenruimte nodig, een verwarmd buitenhok en aangepaste voeding… Ik ben eerst zelf eens gaan kijken naar zijn nieuwe thuis. Want een dier waar je zo lang voor hebt gezorgd, dat geef je niet zomaar mee.”
Zou ze Eo niet liever voor altijd dicht bij haar houden? “Een Bennett Wallaby, de soort waartoe Eo behoort, is een groepsdier. Als ik hem alleen zou houden, dan is dat echt niet fijn voor hem. Eigenlijk is dat een vorm van verwaarlozing. Zulke dieren hebben gezelschap nodig. De nieuwe eigenaars hebben beloofd dat ze me foto’s en filmpjes zullen sturen. En ik mag hem altijd gaan bezoeken.”
Afgelopen zomer gingen we al eens op bezoek bij Babette Van de Merckt (12) uit Sint-Niklaas. Nu het buiten kouder wordt vragen we ons af hoe het gaat met haar 240.003 huisdieren. Eerst waren er de hond en twee poezen en sinds haar tiende verjaardag zijn daar dan ook de bijen bij gekomen. Het eerste volkje kreeg Babette cadeau van haar ouders. Ondertussen heeft ze er vier. Samen met haar vader Geert zorgt ze ervoor dat Babettes Blije Bijtjes – zoals haar vliegende vriendjes heten - niks te kort komen. “In de lente en de zomer is onze tuin het ideale bijtjesbuffet”, zegt Babette. “Dan staat het hier vol wilde bloemen en kunnen ze vlak bij hun kasten stuifmeel en nectar vinden.”
Babette Van de Merckt is 12 en net afgestudeerd van de lagere school
-
Woont in Sint-Niklaas met haar ouders en zus Juliette (14)
-
Houdt van bijen houden en paardrijden
-
Klimt al eens graag in haar hangmat in de boom
-
Zit graag aan het kampvuur met vrienden
Nu de winter eraan komt, is het rustig in en om de vier bijenkasten in de tuin. Het zomerse gezoem is stilgevallen. De bijen zijn aan het overwinteren en hun imkers ook. Zij halen pas in de lente hun bijenpak – of kapruin, voor de kenners – weer boven. “Tijdens de wintermaanden kijken we niet in de kasten”, zegt Geert. “Wanneer het buiten koud is, hebben de bijen al hun energie nodig om het nest warm te houden.” Eens de zon weer hoger aan de hemel staat is het afwachten of de bijen opnieuw komen piepen. “Vorige winter heeft maar één van de drie volkjes die we toen hadden het overleefd. Dat was heel jammer.”
“Ik ben echt graag bezig met de bijen. Maar het leukste vind ik dat het iets is dat ik samen met mijn papa kan doen.”
De bijen die de lente wel halen kunnen maar beter goed uitgerust zijn, want er ligt een stapel werk op hen te wachten. “De werksterbijen hebben de taak om onder meer nectar, stuifmeel en water naar de kast te brengen”, zegt Babette. “Het blijft hangen aan hun pootjes en zo transporteren ze het naar de kast. Heel schattig om te zien.”
In elke kast hangen ongeveer elf ramen waarin de bijen honing maken. Een deel van die honing oogsten Babette en Geert, voor eigen gebruik of om cadeau te doen aan vrienden. Vooral grote zus Juliette (14) blijkt verslingerd aan honing. “Zij kan er van blijven smullen”, glimlacht Babette.
“Om het weghalen van de honing te compenseren, bieden we extra voedingsstoffen aan in de vorm van suikerbereidingen”, zegt Geert. “We zullen trouwens nooit alle honing wegnemen. Dat is te belastend voor de bijen.”
De bijtjes kwamen er om Babette’s droom werkelijkheid te maken. Ondertussen geniet ook Geert ten volle van hun bijenvolk. “Laat ons zeggen dat Babette en ik allebei gebeten – of zeg maar gestoken – zijn door de bijtjes”, lacht Geert. Hun gezamenlijke hobby brengt vader en dochter dichter bij elkaar. “Ik ben echt graag bezig met de bijen”, zegt Babette. “Maar het leukste vind ik dat het iets is dat ik samen met mijn papa kan doen.”
Het is roze en het komt elke zondag voorbijvaren in Turnhout en Lier. Ra ra, wat is het? Het zijn de Pink Ribbonettes, een groep ex-borstkankerpatiënten die samen hun herstel bevorderen door rond te peddelen in een kano of een drakenboot. “We begrijpen elkaar zonder woorden”, zegt Carine Van Hoppe (57). Zij richtte vijf jaar geleden de Turnhoutse afdeling op. Monique Quaeyhaegens (70) deed hetzelfde in Lier.
Carine Van Hoppe (57) en Monique Quaeyhaegens (70) wonen in Oud-Turnhout en Lier.
-
Startten vijf jaar geleden elk een afdeling van de Pink Ribbonettes op.
-
Overwonnen allebei borstkanker.
-
Hun lievelingskleur is – hoe kan het ook anders? – roze.
“Wanneer het slecht weer is, durven wij wel eens een weekje overslaan”, glimlacht Monique. “De gemiddelde leeftijd van onze deelnemers ligt ook wel hoger dan in Turnhout. Maar we houden vol, want het is plezant om samen te komen.”
Het was een Canadese dokter die op het idee kwam om ex-borstkankerpatiënten samen te laten roeien. Bij de behandeling tegen borstkanker wordt namelijk vaak lymfeklierweefsel in de oksel weggenomen. “Voordien sprak men over een ‘heilige arm’, die je zo min mogelijk mocht gebruiken”, weet Carine. “Tot die dokter uit Vancouver aanraadde om hem net wel veel te bewegen. En peddelen is daarvoor ideaal, het is een lymfedrainerende beweging.”
Peddelen als ideale work-out dus. En als moment om er voor elkaar te zijn. “Het is niet dat we het de hele tijd over borstkanker hebben of dat er vaak gejankt wordt”, zegt Monique. “Maar als iemand ergens mee zit, kan daar zeker over gepraat worden. Na het peddelen drinken we samen nog iets en babbelen we bij. Dat zijn mooie momenten.”
“Het ziet er allemaal heel leuk uit. En dat is het ook, maar vrouwen die het niet meegemaakt hebben weten niet wat wij moeten doorstaan.”
“Een leuk clubje waar je toch liever niet toe behoort.” Zo omschrijft Lies Bax het. Zij peddelt elke zondag trouw mee met de Pink Ribbonettes in Turnhout. “Het ziet er allemaal heel leuk uit. En dat is het ook, maar vrouwen die het niet meegemaakt hebben, weten niet wat wij moeten doorstaan. Ikzelf heb acht jaar geleden borstkanker gehad. De jaarlijkse controles blijven spannend. Dan ben ik op van de stress.”
Beide afdelingen hebben nauwe banden met de lokale kajakclub, die hun boten onderdak geeft. In Turnhout laten de Pink Ribbonettes hun drakenboot te water op het kanaal Dessel-Schoten. “In Lier varen we over de binnenwateren, in een kano die we lenen van de club”, zegt Monique. “Onderweg krijgen we vaak leuke reacties. We zijn altijd in het roze gekleed, dus we vallen wel op. Dan klappen mensen in hun handen of steken hun duim in de lucht. Eén keer gooide iemand een euro in onze boot toen we onder de brug door voeren.”
Monique is met haar 70 jaar de drijvende kracht achter de afdeling in Lier. “Ik ga er alles voor doen opdat we kunnen blijven bestaan, maar we zouden wel graag jongere vrouwen aantrekken. Als het in Lier toch ooit stopt, dan rijd ik wel naar Turnhout om mee te varen met het team van Carine (glimlacht).”
Zou je graag willen aansluiten bij de Pink Ribbonettes, of start je liever je eigen roze roeiclub? Je mag deze dames altijd een berichtje sturen.
Paul Buschmann werkt naar eigen zeggen in de mooiste bibliotheek van Vlaanderen. Toch kon die volgens hem nog nét iets mooier. Als bibliothecaris van de faculteitsbib Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent nam hij afgelopen zomer het initiatief om een plantenhotel te openen. “Zo konden we onderdak geven aan kotplanten die anders verweesd zouden achterblijven of door de student mee naar huis moesten worden gesleurd”, zegt hij. Het hotel was in een mum van tijd volgeboekt. “We hadden gemikt op maximaal honderd planten, maar het aanbod was zo groot dat het er uiteindelijk 150 zijn geworden.”
Paul Buschmann (54) woont in Lo-Reninge, tussen Veurne en Diksmuide
-
Is faculteitsbibliothecaris Letteren en Wijsbegeerte aan de Universiteit Gent
-
Houdt van – “het klinkt saai, maar het is echt zo” – lezen en wandelen.
Die stonden netjes verspreid over de drie verdiepingen van de bibliotheek. Beneden verbleven de planten die twee keer per week water moesten krijgen, daarboven de exemplaren die genoeg hadden aan één keer per week. “De bovenste verdieping was gereserveerd voor de uitzonderingen. Cactussen bijvoorbeeld. Daarvan had ik er overigens meer verwacht, maar misschien gingen de meeste studenten ervan uit dat die het wel een paar maanden zouden uithouden in een leeg kot?”
“Het leek hier tijdens de zomermaanden echt een jungle. Je kon niet meer door de gangen wandelen zonder goed gezind te worden van al dat groen.”
Drie maanden lang werden alle planten met de beste zorg omringd door bibmedewerkers met groene vingers. In geval van twijfel, konden zij een beroep doen op de expertise van een plantencentrum in Merelbeke. “Zij kwamen een paar keer checken of alle planten nog in good shape waren.” En dat waren ze. “Uiteindelijk hebben er slechts twee de eindmeet niet gehaald”, zegt Paul. “Ik ben heel blij dat we de overgrote meerderheid de zomer hebben doorgekregen. Zeker omdat de meeste studenten echt gehecht leken aan hun planten.”
Qua populariteit stond de pannenkoekenplant met stip op 1. Pauls persoonlijke favoriet was het olifantsoor. “Het leek hier tijdens de zomermaanden echt een jungle. Je kon niet meer door de gangen wandelen zonder goed gezind te worden van al dat groen. Daarom zijn we van plan om een aantal planten een permanenten plek te geven in onze bib. Zo’n beetje groen zorgt voor een leuke vibe.”
Het staat nu al vast dat het plantenhotel volgende zomer terugkeert. Het extra werk nemen Paul en zijn team er graag bij. “Er staan hier in de bib 500.000 boeken, waarvan we op elk moment weten waar ze zich bevinden. We zijn dus wel wat administratie gewoon (glimlacht).”
Nog niet helemaal opgewarmd? Vooruit, nog een positief verhaal: Haike had wel een heel bijzondere wens voor haar 50ste verjaardag. “Ik dacht vooral: waarom niet?”
Er zijn duizenden manieren om een wereldverbeteraar te zijn. Begin bij jezelf en zet kleine stapjes. Door kritisch te kijken naar de impact van onze kleding kunnen we al een verschil maken!