Als je weet waar je meestal gaat fietsen, kan je beter inschatten welke fietsverlichting je juist nodig hebt.
• Zo kan je als fietser op goed verlichte wegen, op fietsostrades en in de stad best een fietslamp met vervangbare batterijen gebruiken, die weinig energie verbruiken en lang meegaan. Opgelet: voor andere weggebruikers ben je wel voldoende zichtbaar, maar om de weg echt te verlichten zijn deze lampjes te zwak.
• Ga je met je stads- of racefiets slecht verlichte wegen verkennen, dan kies je beter voor een fietslamp met usb-oplaadbare batterij. Dit type lampjes produceert doorgaans een sterkere lichtbundel (300 à 600 lumen), zodat je de putten en hobbels op je pad beter kan onderscheiden.
• Ook voor echte off-road mountainbikers zijn deze fietslampen ideaal, alleen is een lichtsterkte vanaf 1.200 lumen dan wel aangeraden. Vaak zijn de lampjes ook voorzien van een bevestigingssysteem voor je helm of je stuur. Dat eerste is handig om steeds te kunnen schijnen in de richting waarin je kijkt, het laatste is dan weer noodzakelijk om zichtbaar te zijn in het verkeer.
• Als je je fietslampje in knipperstand zet, ben je even zichtbaar voor andere weggebruikers en verbruik je tot de helft minder energie. Handig om je batterij te sparen wanneer ze bijna leeg is!
• Voor een lange rit zonder oplaadmogelijkheid onderweg is een reservelampje in je rugzak of fietstas geen overbodige luxe.
• Zoek je een lamp die zowel op als naast de fiets haar diensten bewijst? Met een hoofdlamp die is afgestemd op beide kan je alle kanten uit, te voet of op twee wielen. Draag je hoofdlamp in combinatie met een reflecterende fietshelm, dan ben je helemaal het grootste licht onderweg!
• Zorg ervoor dat de lichtstraal van je lamp voldoende sterk is voor de activiteit die je wil doen. Dat leid je uit het aantal lumen of LUX – de hoeveelheid licht die de lamp afgeeft per seconde. In goed verlichte steden en straten volstaat 20 tot 100 lumen, fiets je vaak langs onverlichte paden, dan kies je beter voor 500 lumen en meer.
We staken ons licht op bij de Fietsersbond en zetten het voor je op een rijtje:
Welke verlichting is verplicht?
• Wit of geel licht vooraan
• Rood licht achteraan (moet ’s nachts, bij helder weer, zichtbaar zijn vanop een afstand van 100 meter minimum)
• Knipperen mag, verblinden niet
Welke reflectoren zijn verplicht?
• Witte reflector vooraan
• Rode reflector achteraan
• Oranje pedaalreflectoren
• Twee oranje reflectoren tussen je spaken, of een witte reflecterende strook op je banden
Wanneer moet je verlichting aan?
• Vanaf het vallen van de avond tot het opkomen van de zon
• Overdag als de zichtbaarheid minder dan 200 m is
Less is more? Voor één keer mag je die aloude wijsheid aan je fietsschoenen lappen: hoe meer fluo, hoe beter. Van hesjes tot rugzakhoezen en helmhoesjes, van knie- en enkelbandjes tot een fietsregenjas, een fietsregenbroek en zelfs overschoenen tegen de regen. Eén gouden – of fluogele – regel: als er geen fluorescerende accenten of reflecterende details in verwerkt zitten, ben je alsnog een vogel voor de kat. Zonder reflecterend materiaal ben je namelijk niét beter zichtbaar in het donker. Akkoord, een automobilist die van dichtbij met zijn koplampen op je schijnt, zal je beter kunnen zien mét fluohesje dan zonder, maar vaak is het dan al te laat … Combineer fluo dus altijd met het nodige reflectiemateriaal.
We hebben de neiging om ons fluohesje pas uit de kast te halen wanneer de dagen korter beginnen te worden en ons woon-werktraject in schemering of duisternis gehuld is. Maar ook bij regenweer overdag is je zichtbaarheid sterk verminderd. Maak er dus een gewoonte van om je reflecterende fietsuitrusting altijd te dragen op je tweewieler: ’s avonds, ’s nachts én overdag. Wees een trotse fietspendelaar en laat je zien!